Hoofdstuk 7: Beroepskeuze

Roeping

  1. Hoe belangrijker werk voor ons leven is, hoe belangrijker onze keuze van een opleiding en beroep is. We krijgen van God maar één kans om in het hiernumaals te leven, daarom hebben we maar één leven om voor God te werken. Als we ons geroepen of genoodzaakt weten om te werken, en we de vrijheid hebben om een opleiding en beroep te kiezen, dan vraagt God van ons dat we deze keuze tot Hem en Zijn eer nemen.
  2. De keuze van een opleiding en beroep hoeven we niet alleen te maken105. God helpt ons daarin. De keuze kan daarom niet zonder gebed en grondige bezinning. 
  3. Bij de keuze van een beroep gaat het niet om wat we ermee verdienen maar of we God ermee dienen, niet welke zegeningen het ons oplevert maar of we een zegen zijn voor anderen, en niet of hoeveel plezier we erin beleven maar of we op onze plek zijn om God te eren. God kijkt niet naar onze salarisstrook, onze titel, onze functie of onze ranking, maar rechtstreeks naar ons hart.
  4. Leidend voor de keuze van een opleiding en beroep is onze roeping.106 We kiezen ons werk niet zelf, maar worden ertoe geroepen107. God roept ons tot waardig werk en Hij roept ons door de noden in de wereld, de talenten die Hij ons geeft en de mogelijkheden die er zijn.
  5. In onze roeping tot een opleiding en beroep, mogen we weten dat onze primaire roeping is om ons te bekeren tot God. We zijn eerst en vooral geroepen tot Iemand, niet tot iets of ergens toe. Maar vanuit onze bekering volgt Gods oproep om een godvruchtig leven te leiden. Daaruit volgt onze specifieke roeping, onze beroeping, om die werken te verrichten die God van ieder van ons individueel vraagt.
  6. Onze beroeping past ergens in Gods verhaal. Elk mens heeft een unieke, eeuwige rol in Gods verhaal. We zijn allemaal missionair werker: we werken met een missie. Een missie die we niet zelf bedenken, maar ontdekken in welk doel God met ons voor ogen heeft. Voor het bepalen van onze opleiding en beroep beginnen we niet bij onszelf maar bij God.
  7. Gods roeping opvolgen bij de keuze van een opleiding en beroep vergt zelfverloochening en zelfvernedering. Niet wij staan centraal maar God. Onze roeping is niet een keuze uit vele opties maar een opdracht.108 Door onze roeping te volgen tonen we hoe God werkt in ons werk.109 Onze roeping van God negeren is God passeren. 
  8. Niet alleen bij de keuze voor een opleiding en beroep is het zaak ons af te vragen waartoe God ons roept, maar ook bij wisseling van werk zoals een nieuwe baan of functie. Een wisseling van baan of functie om er alleen maar zelf van te profiteren getuigt niet van een roeping.110 Ook al zijn we vrij om van werk te wisselen, we zijn in Jezus gebonden.111
  9. In de keuze van werk hebben we te letten op of God ons roept door andere mensen en door de gewone situaties van ons leven. God maakt gebruik van de feitelijke omstandigheden van ons leven. We moeten de specifieke kansen die we krijgen omarmen. Het zit niet noodzakelijk in het wachten op de mogelijkheid om iets groots voor God te doen, maar in het eren van God in de positie waarin we zitten.
  10. Als God ons roept voor een taak of positie, dan denkt Hij niet noodzakelijk alleen aan ons. Hij kan ons kiezen vanwege het effect dat ons werk zal hebben op andere mensen.112 Ook kan God ons roepen om nu iets te doen wat een voorbereiding is voor waartoe Hij ons later roept.
  11. Maatschappelijke status en aards aanzien betekenen niets voor God. Daarom kunnen we niet verwachten dat God hiermee rekening houdt als Hij ons roept.

Waardig

  1. In de keuze voor het werk gaat het om de keuze uit waardig werk. Niet al het werk weerspiegelt Gods waardigheid. Niet ieder type werk is Gods werk. We kunnen geen beroep kiezen waarmee God wordt onteerd. We moeten ontzien de beroepen die God ontzien.113
  2. Als Jezus niet in plaats van timmerman onze baan zou kunnen uitoefenen, dan hebben we niet de juiste baan. Evenzo geldt dat als Jezus niet onze klant zou kunnen zijn, dan hebben we waarschijnlijk een verkeerde baan. En als Jezus niet in onze organisatie zou willen investeren, dan werken we waarschijnlijk bij de verkeerde organisatie. Het geloof in Jezus sluit beroepen en banen uit.
  3. Dat Jezus tijdens zijn rondwandeling op aarde bepaalde beroepen opzocht betekent niet dat Hij daarmee deze beroepen waardeerde. Hij kwam juist deze mensen redden.114
  4. Werk is God onwaardig als het ons en de medemens verder van God afbrengt. Werk is God waardig als het ons en de medemens dichterbij God brengt. Als ons werk onze relatie met God verstoort dan moeten we of werken aan onze relatie met God of ander werk zoeken. In alles moeten we voorkomen dat ons werk onze relatie met God verbreekt.
  5. Beroepen die in zichzelf onwaardig zijn, schenden per definitie Gods geboden. Zo schenden huurmoordenaars het zesde gebod dat wij niet zullen doden, schenden bordeeleigenaren het zevende gebod dat wij geen overspel zullen plegen en schenden criminelen het achtste gebod dat wij niet zullen stelen.115
  6. Maar ook niet in zichzelf zijnde onwaardige beroepen kunnen onwaardig zijn. God roept ons niet tot beroepen die mensen uitbuiten, die mensen stimuleren tot een hedonistische levensstijl en die mensen aanzetten tot ontrouw en afgunst.116 Beroepen die mensonwaardig zijn, zijn ook God onwaardig. Evenzo roept God ons niet op tot beroepen die aanzetten tot afgoderij en godslastering. Beroepen waarin we proberen om op Gods troon te gaan zitten, een toren van Babel te bouwen en te doen alsof we God zijn, zijn God onwaardig.117

Noden

  1. God roept ons door de noden in de wereld. De noden in de wereld zijn Gods richtingaanwijzers voor onze roeping. We zijn geroepen om te voorzien in werkelijke behoeften van onze medemens en daarmee God te eren. In de grote en kleine maatschappelijke en individuele problemen roept God ons in Zijn wens om deze problemen te verhelpen. In de baankeuze kunnen we onze ogen niet sluiten voor de armoede, ziekten en onderdrukking die er is. Evenmin kunnen we onze ogen sluiten voor geestelijke en psychische nood, het onrecht en maatschappelijke misstanden. Een richtinggevende vraag die we onszelf kunnen stellen is voor welke problemen Jezus als Hij nu op aarde zou leven, zou opkomen.
  2. Christus volgen in ons werk betekent dat we ons inzetten voor de noden in de wereld. Als wij ons werk doen in overeenstemming met de visie van God, dan hebben we een heilzame invloed op de wereld en de mensen die erop leven.
  3. Bij God gaat het niet om onze maatschappelijke positie, maar of wij een verantwoorde bijdrage leveren aan de maatschappij. Er is geen rangorde in beroepen en banen bij God. God ziet ieders werk in groter verband, vanuit het geheel. Om een samenleving te laten functioneren zijn er vele type beroepen en banen nodig die niet zonder elkaar kunnen bestaan. Het ene beroep of de ene baan is daarom niet meer dan ander. 
  4. Voor God is er geen verschil in waardering tussen handenarbeid of hoofdarbeid. Het komt beiden van God.118 God zelf heeft in het paradijs zowel het lichamelijk als geestelijk werk ingesteld119. En Jezus zelf verrichtte op aarde zowel lichamelijk als geestelijk werk.120
  5. God eren kan juist in banen die laag in maatschappelijk aanzien staan en die onderaan de maatschappelijke ladder staan. Juist als vuilnisophaler kunnen we God eren, juist als schoorsteenveger kunnen we God eren, juist als lopende band medewerker kunnen we God eren. Hoe dienstbaarder en nederiger ons werk is, hoe kleiner we onszelf maken en des te groter God.
  6. God roept niet iedereen om geestelijk werker te worden. Als er alleen maar predikanten zouden zijn, dan zou een samenleving niet kunnen functioneren. Er zijn geen tweederangs beroepingen van God. We zijn onze beroeping waardig zijn als we zijn toegewijd aan God en alleen naar Hem kijken voor leiderschap en kracht.121

Talenten

  1. Wat onze beroeping is hangt af van de talenten die God ons geeft. God nodigt ons uit om onze talenten voor productieve doeleinden te gebruiken.122
  2. God voorziet ons van unieke vaardigheden, gaven en kwaliteiten.123 Ieder mens is uniek. Als God dat niet had gewild dan had Hij ons als identiek geschapen. God geeft ons de verbazingwekkende diversiteit aan talenten die nodig zijn om elkaar te dienen en onze gemeenschappen op te bouwen. God is over de hele wereld aan het werk en maakt gebruik van het werk van allerlei soorten mensen. Omdat God ons talenten geeft, zijn onze talenten niet bepalend voor ons behoud.
  3. Mensen hebben veelal meer talenten dan ze kunnen benutten. We kunnen daarom niet onze potentie volledig benutten. Maar hoe meer talenten we hebben ontvangen, hoe meer we onze talenten hebben in te zetten om het goede te doen. We beledigen God als we de van Hem ontvangen talenten niet inzetten in ons werk.124 Bij onze talenten gaat het niet om wat we er maximaal uit halen maar om het maximale dat we ermee geven. Het rendement op ons werk is de mate waarin onze talenten God en de medemens dienen.125 We excelleren in ons werk als we de van God ontvangen talenten laten schitteren. God geeft ons gaven in de hoop dat we renderen en excelleren.
  4. God geeft ons de verantwoordelijkheid om onze talenten te ontdekken, te erkennen dat deze van Hem zijn gekregen, te ontwikkelen door onderwijs en vorming, en in te zetten tot verheerlijking van Hem. Daarbij hoort de verantwoordelijkheid te ontdekken welke talenten we met name aanwenden en welke talenten het beste passen bij onze van God gegeven persoonlijkheid. Het vinden van een beroep heeft te maken met het vinden van de van God gegeven talenten. Scholing is daarom zo belangrijk om talenten te ontdekken en ontwikkelen. God houdt ons verantwoordelijk voor wat we doen met wat we van Hem hebben gekregen, al hangt ons lot er niet van af.
  5. God geeft ons alles wat we nodig hebben om te doen waartoe Hij ons roept. God geeft ons specifieke talenten om onze beroeping te volgen. God overvraagt ons niet. Daarom laten we ons bij onze keuze voor werk leiden door wat God ons geeft.
  6. Tegelijkertijd dienen we niet te kieskeurig te zijn in het oppakken van werk, maar doen we wat er moet gebeuren.126 We moeten de bereidheid hebben om ieder werk, zelfs het maatschappelijk gezien meest verachtelijke werk, te doen zolang dat waardig werk is127. Het is een voorrecht om talenten in het werk te mogen inzetten, maar als dit niet kan dan is het geen onrecht. God heeft nergens in de Bijbel beloofd dat we in ons werk al onze talenten volledig kunnen ontplooien.

Werk(e)loos

  1. Ook al is werk nog zo belangrijk, wie niet kan werken is voor God niet minder belangrijk. Werkloosheid is zonde omdat daarmee mensen worden buitengesloten van het arbeidsproces die willen en kunnen werken. Werkeloosheid is zonde omdat we dan niet de bereidheid hebben om te werken terwijl we wel daartoe worden geroepen.128
  2. Als we geen betaald werk kunnen vinden, dan kunnen we nog wel werken in Gods Koninkrijk door voorbede te doen voor het werk dat anderen doen, door vrijwilligerswerk te doen en door ander onbetaald werk te verrichten. 
  3. Als we arbeidsongeschikt zijn, dan betekent dit niet dat we daarmee ongeschikt zijn voor God. Onze geschiktheid voor God hangt niet af van onze werken maar van ons geloof. En ook al zijn we arbeidsongeschikt, we kunnen in vele ander opzichten tot zegen zijn voor onze naasten. 
  4. Als we lichamelijk of geestelijk arbeidsbeperkt zijn, dan betekent dit niet dat we daarmee beperkt zijn voor God. Hoe zwaarder arbeidsbeperkt we zijn, hoe mooier God onze werken vindt die we nog wel kunnen doen.129 Hoe beperkter onze capaciteiten zijn, hoe veelzeggender, schitterender en beter de goede werken zijn die we desondanks doen.130
  5. Als we ziek zijn, dan mogen we van God ons werk opschorten om uit te zieken omdat God niet van ons verlangt dat we ons werk boven onze gezondheid zetten.131
  6. We mogen van God met pensioen gaan. Ook al roept God ons om ons werk neer te leggen, dan kunnen we ons inzetten voor degenen die wel werken, zoals voor hen te bidden en door hen te coachen. Door leerervaringen van het christenzijn in het werk door te geven aan volgende generaties, geven we hen de kans om te groeien in hun geloof.

  1.  Psalmen 32:8
  2.  1 Korintiërs 7:17
  3.  Spreuken 20:24, Efeziërs 4:1
  4.  1 Korintiërs 7:17
  5.  Filippenzen 2:13
  6.  1 Korintiërs 7:20
  7.  Kolossenzen 4:3
  8.  2 Kronieken 36:22-23
  9.  Kolossenzen 1:10
  10.  Lucas 19:1-10
  1.  Exodus 20:13-15, Deuteronomium 5:17-19
  2.  Leviticus 25:14-17
  3.  Genesis 3:5-9, Genesis 11:4-9
  4.  Exodus 31:1-11
  5.  Genesis 2:15, Genesis 2:19
  6.  Marcus 6:3
  7.  Romeinen 12:6-8, 1 Korintiërs 12:28, Efeziërs 4:11-16 
  8.  Matteüs 25:14-30
  9.  Romeinen 12:6, 2 Korintiërs 3:5
  1.  Lucas 21:1-4, Jakobus 1:17 
  2.  Lucas 19:11-27
  3.  Ezra 10:4, Prediker 9:10
  4.  Titus 3:1
  5.  2 Tessalonicenzen 3:10
  6.  Vgl. 2 Korintiërs 12:9
  7.  Matteüs 25:23
  8.  Jesaja 28:12, Matteüs 11:28

Vragen

  1. Hoe belangrijk vind ik de keuze van een opleiding en beroep? En welke rol speelt het christenzijn daarin? Maakt het christenzijn de keuze van een opleiding en beroep belangrijker of minder belangrijk? (#1)
  2. Hoe intensief betrek ik God bij mijn keuze voor een opleiding, beroep en ander werk? En besteed ik überhaupt genoeg tijd aan deze keuze? (#2 en #8)
  3. Vind ik dat leidend voor de keuze van een opleiding en beroep mijn (specifieke) roeping is? (#4-5)
  4. Hoe past mijn roeping, beroeping, zich in Gods verhaal? (#6)
  5. Waaruit bestaat volgens mij in het algemeen Gods beroeping? En waaruit bestaat Gods beroeping naar mij (#9-11)
  6. Weerspiegel mijn (beoogde) werk Gods waardigheid? (#12-17)
  7. Is mijn (beoogde) werkomgeving een plaats voor Gods heilige tegenwoordigheid? (#13)
  8. Als Jezus mij zou opzoeken in mijn werk, zou dat zijn om mij in mijn werk te bemoedigen of om mij tot ander werk aan te sporen? (#14)
  9. Zijn er nog meer dan de genoemde beroepen die in strijd zijn met een gebod van God? (#16)
  10. Is iemand die een God onwaardig beroep heeft per definitie goddeloos? (#17)
  11. Zijn er in mijn werk zogenaamde torens van Babel waaraan ik bouw? (#17)
  12. Schaam ik mij naar God voor het werk dat ik doe? (#14-17)
  13. Welke nood/noden verhelpt mijn (beoogde) werk? (#18-19)
  14. Vind ik dat er bij God wel of geen rangorde is in beroepen en banen? (#20-23)
  15. Ben ik bereid om als God mij daartoe roept iedere baan te accepteren? Met andere woorden: ben ik bereid om voor God zelfs de baan met het minste maatschappelijk aanzien te aanvaarden? Of voel ik me dan te veel om in Gods Koninkrijk te werken? (#22 en #29)
  16. Wat zijn concreet mijn talenten? (#24-25)
  17. Wat is, eerbiedig gezegd, het rendement van mijn talenten in mijn werk? (#26)
  18. Wat doe ik om mijn talenten voor mijn werk (blijvend) te ontwikkelen? En besteed ik voldoende tijd en aandacht hieraan? (#27)
  19. Ben ik op mijn plek in mijn werk? En in hoeverre weet ik dat zeker? (#28-29)
  20. Hoe kijk ik aan tegen werkeloosheid en werkloosheid? (#30-31)
  21. Hoe kijk ik aan tegen arbeidsongeschiktheid? (#32)
  22. Hoe kijk ik aan tegen lichamelijke of geestelijke arbeidsbeperking? (#33)
  23. Hoe kijk ik aan tegen vanwege ziekte niet kunnen werken? (#34)
  24. Hoe kijk ik aan tegen pensionering? (#35)
Naar de inhoudsopgave