Hoofdstuk 3: Godsgeschenk

  1. Vanwege alle mogelijkheden die God geeft in en door het werk mogen we Hem danken. We mogen Hem danken voor het werk dat Hij geeft, voor dat Hij in ons en door ons werk wil werken en dat Hij voorziet in de middelen en gaven om ons werk te verrichten.46
  2. Iedere dag dat we mogen werken is een groot geschenk van God aan ons. Als we mogen en kunnen werken dan hebben we dat aan God te danken. Zonder Hem waren wij er niet geweest en was werken onmogelijk geweest. Ons werk is geen eigen verdienste, maar Gods verdienste.
  3. Laat ons beseffen dat werken een Godswonder is. Zie alleen al wat er allemaal komt kijken om een steen op te tillen, laat staan een huis te bouwen; wat er allemaal komt kijken om een snee te zetten, laat staan een patiënt te opereren; wat er allemaal komt kijken om geld te lenen, laat staan een bank te runnen. Hoe ingenieus van God is het dat Hij heeft bedacht en ontworpen dat mensen kunnen maken, creëren en produceren. Hoe ingenieus van God is het dat mensen kunnen ploegen, zaaien en oogsten, dat mensen kunnen verzorgen en verwennen, dat mensen kunnen aanleggen, inrichten en samenstellen, dat mensen kunnen bouwen, besturen en bewaken. Dat mensen niet alleen werken, maar ook samenwerken, met elkaar werken om samen te leven en een samenleving te vormen. En dat mensen überhaupt kunnen denken, voelen en bewegen. God is meesterlijk. Iedere dag dat we mogen werken of anderen voor ons werken mogen we God bewonderen. Een godsgeschenk van algemene genade, van gemene gratie.
  4. Ook al is ons werk door de zondeval bemoeilijkt en bevlekt, werk is niet inherent zondig. Als Jezus als mens zonder zonden jarenlang als timmerman werkte, dan is werken niet op voorhand zondig. Werk is niet het gevolg van de zondeval, al is werk door de zondeval wel vervloekt met moeilijkheden en moeite.47
  5. Dat veel werk is ontstaan vanwege de zondeval, zoals regulering, controle en bewaking, maakt dit werk nog niet zondig. Anders zou het werk van een predikant ook zondig zijn. 
  6. Door de zondeval is werk belangrijker geworden voor God omdat er nu meer werk nodig is om de zonde te beteugelen, de zonde te dragen en de gevolgen van de zonde ter herstellen. Zonder al dit werk, zou de wereld een hel zijn. De wereld zou onleefbaar zijn zonder artsen en verpleegkundigen, zonder politieagenten en militairen, zonder schoonmakers en reparateurs. Omdat er zoveel zonde in de wereld is, is er veel werk nodig om de nood te bestrijden. Alleen al aan de bestrijding van ziekten, armoede en milieuvervuiling hebben we onze handen vol.48
  7. Werk is een zegen. Het is een zegen van God dat we mogen werken, dat Hij ons werk schenkt, en dat Hij ons deel laat uitmaken van Zijn meesterwerk. Omdat werk van God komt is het een zegen. Werken is een zegening, al garandeert dit niet dat al onze werken worden gezegend.
  8. Het grootste geschenk is niet dat wij mogen werken, maar dat God werkt49 en dat God de Vader, door het verlossingswerk van Jezus Christus, ons redding en verzoening schenkt.

  1.  2 Korintiërs 9:8
  2.  Genesis 3:17
  3.  Romeinen 8:22-23
  4.  Johannes 5:17

Vragen

  1. Voor wat in mijn werk dank ik God? Doe ik dat genoeg? En is er iets in mijn werk waarvoor ik God vergeet te danken?
  2. Hoe groot geschenk van God vind ik werken?
  3. Waarom is, in mijn eigen bewoordingen, werken een Godswonder? En kan ik dat ook zeggen over het werk dat ik doe en om mij heen zie?
  4. Onderschrijf ik dat werk niet inherent, per definitie, zondig is?
  5. Is mijn huidige werk er vanwege de zondevol? Met andere woorden, zou mijn werk niet hebben bestaan als er geen zonde zou zijn?
  6. Welke zonde(n) bestrijdt mijn werk?
  7. Op welke wijze maakt mijn werk deel uit van Gods meesterwerk? Of mag en kan ik dat zo niet zeggen?
  8. Ervaar ik werk als een zegen? En wat zijn dan de zegeningen in mijn werk?
  9. Als we spreken over het werk van mensen, vind ik dat we in dat verband mogen spreken over het werk van God? Of is dat geheel onvergelijkbaar?
Naar de inhoudsopgave