Als werk een onderdeel vormt van ons leven als christen, dan is het belangrijk te bezinnen op wat christenzijn in ons werk betekent. Want als we werk uitzonderen van ons christenzijn dan is dit net zo onlogisch en onmogelijk als zeggen dat we van iemand houden behalve als we bij een ander zijn. Want van iemand houden betekent juist dat dit niet parttime of situationeel is maar fulltime en ongeacht de situatie. Christenzijn betekent dat we dit in alle facetten van ons leven zijn, dus ook in ons werk.
Het bezinnen op wat christenzijn in ons werk betekent wordt belangrijker naarmate we meer werken. Want hoe groter deel we van ons leven werken, hoe meer ons werk zegt of en hoe we als christen leven. We krijgen dan meer mogelijkheden om invulling te geven aan ons christenzijn. En hoe meer we deze mogelijkheden onbenut laten hoe meer we ons leven verkwanselen.
Maar ook als we nog niet, nooit of niet meer werken is het doordenken van wat christenzijn betekent in het werk belangrijk. Want als we ons oriënteren op een opleiding of baan dan is het belangrijk te doordenken wat christenzijn betekent voor ons toekomstig werk. Als we kiezen om niet te werken, maar ons bijvoorbeeld geheel toewijden aan de opvoeding van kinderen, dan kunnen we deze keuze gegronder maken als we weten wat werk wel en niet betekent. En als we arbeidsongeschikt, werkloos of gepensioneerd zijn, dan is het belangrijk te doordenken hoe we misschien door ander werk dan een baan invulling kunnen geven aan ons christenzijn.
Doel
In dit voorliggend boek heb ik geprobeerd om, tenminste voor mezelf, te doordenken wat christenzijn betekent voor en in het werk. Het eerste deel gaat over wat christenzijn betekent voor het werk. Wat is werk vanuit christelijk perspectief, waarom is er werk en waarom zouden wij werken? En ook, wat zijn goede werken en wanneer is werk goed? Het tweede deel gaat over christenzijn in het werk. Hoe kan ik invulling geven aan het christenzijn in mijn werk, wat zijn belangrijke deugden en principes daarbij, waaruit bestaat mijn ethisch kompas en welk gedrag kenmerkt een christen in het werk? Het eerste deel gaat over de werkbasis (vooral het “waarom”) en het tweede deel gaat over werkrichtlijnen (vooral het “hoe”).
Vorm
De vorm van het boek is puntig in de zin dat de tekst meestal uit korte alinea’s bestaat. De alinea’s bevatten meestal een of meerdere spreuken, stellingen, maximes, adagia, oneliners, gedachten, geheugensteuntjes, porretjes (nudges), spiegeltjes, venstertjes, visjes, kluifjes, vonkjes, goudklompjes (nuggets), noten, pitjes of te wel zaadjes. Ik heb voor deze vorm gekozen om hopelijk zo de lezer des te meer te stimuleren tot het doordenken en doorleven van wat christenzijn betekent voor niet alleen het werk in algemene zin maar ook het eigen werk. Een verhaalvorm kan weliswaar lezen als een trein, maar heeft als risico dat je als lezer meer leest dan denkt en overdenkt. Vandaar dat dit boek een werkboek is.
De bedoeling van dit werkboek is dus, wat mij betreft, niet om het in één ruk uit te lezen, maar om steeds een of enkele alinea’s, alleen of met elkaar, te doordenken en af te vragen; wat vind ik hiervan, wat zegt het mij, herken ik het, hoe verwoord ik het zelf, wat kan ik ermee en kan ik het (beter) toepassen? Zo althans gebruik ik het boek zelf, om iedere werkdag, naast de Bijbel, één alinea te lezen en hierop te kauwen in de hoop dat het “zaadje” ontkiemt en in mijn werk vrucht draagt. Ter verdere stimulans tot deze doordenking zijn per hoofdstuk vragen opgenomen, waarbij de nummers achter de vragen verwijzen naar de genummerde alinea’s in het betreffende hoofdstuk. Vragen zijn in de eerste persoon gesteld zodat het vragen zijn die je jezelf kan stellen.
De vorm van het boek is ook puntig in de zin van korte hoofdstukken. Het zijn korte hoofdstukken die weliswaar op elkaar voortborduren, maar die ook afzonderlijk kunnen worden gelezen. Het eerste deel begint met een lofprijzing en schuldbelijdenis en vervolgt met wat werk is, dat werk een Godsgeschenk is en dat er allerlei drijfveren zijn om te werken. Het deel vervolgt met wat goede werken zijn en hoe God ons in ons werk voorgaat. Het deel sluit af met onze beroepskeuze, zonde in ons werk en de rol van het geloof in het onderscheiden van goed en kwaad in het werk. Het tweede deel bevat zeventien werkrichtlijnen. Deze richtlijnen zijn niet gecategoriseerd om te voorkomen dat het gekunsteld wordt en de indruk ontstaat dat de ene richtlijn voorrang heeft op de ander. Wat mij betreft zijn ze even belangrijk, behalve dat liefde wordt beschreven als het hart van werkethiek.
De gehanteerde hoofdstukindeling helpt hopelijk in het terugzoeken en opzoeken. Althans zo werkt het in ieder geval bij mij als ik in mijn werk met een vraagstuk of dilemma word geconfronteerd en ik wil opzoeken wat bijvoorbeeld een bepaald richtlijn betekent. In dat opzicht kan dit boek net zo worden gebruikt als een gedragscode die veel organisaties hebben. Omdat ik veel gedragscodes voor organisaties heb geschreven, weet ik hoe nuttig een code als naslagwerk kan zijn, al realiseer ik mij dat de gekozen vorm als eentonig en te gestructureerd kan overkomen.
Focus
De focus in het boek is op werk. Het gaat om werk in de zin van arbeid dat al dan niet betaald is. Het gaat dus niet alleen om een betaalde baan maar ook om vrijwilligerswerk. Huiswerk en huishoudelijk werk kunnen er ook onder vallen, al gaat niet alles wat wordt beschreven hiervoor op. De focus op het werk betekent dat het niet gaat om alle goede werken die we kunnen verrichten, maar “alleen” om de goede werken die we kunnen verrichten in en door ons werk. De focus op werk betekent evenmin dat werk als het enige wordt beschouwd en dat al het andere niet telt. Het tegendeel.
Allereerst gaat het om onze relatie met God en om het werk van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. En pas daarna gaat het om ons werk. Bovendien is er meer dan werk in de zin van dat we ook zonder werk een goede invulling aan ons leven als christen kunnen geven. De strekking van het boek is dus niet een pleidooi dat iedereen moet werken. Evenmin is het een pleidooi dat we zoveel mogelijk moeten werken. In het slothoofdstuk, dat gaat over nuchter werken, zal werk worden gerelativeerd en het belang worden benadrukt van recreatie, meditatie en zondagsrust.
Bronnen
De hoofdbron van het boek is de Bijbel. De Bijbel biedt ons talloze inzichten en richtlijnen voor wat christenzijn betekent voor en in ons werk. De Bijbel is daarom als vertrekpunt genomen voor de totstandkoming van dit boek. Deze exegetische werkwijze is echter niet gekozen als structuur van dit boek. Enerzijds omdat deze exegetische werkwijze al in andere publicaties is gehanteerd en anderzijds omdat ik een thematische ordening voor dit boek handzamer vind, zodat je als lezer per thema de relevante elementen daarvan bijeen hebt. In het boek zijn in de voetnoten wel verwijzingen opgenomen naar relevante verzen in de Bijbel. Deze verwijzingen maken hopelijk duidelijk dat het boek is gegrond op de Bijbel. In de voetnoten zijn geen Bijbelteksten opgenomen zodat iedere lezer de eigen gewende Bijbelvertaling kan gebruiken.
Een andere bron voor dit boek is mijn werk. Want waarom voel ik mij geroepen om dit boek te hebben geschreven? Sinds 1991 ben ik als wetenschapper en adviseur werkzaam op het gebied van werkethiek. Hierdoor heb ik veel over werk gezien in allerlei sectoren, functies en landen. Daarnaast heb ik zelf veel meegemaakt als werknemer, leidinggevende, werkgever, aandeelhouder en toezichthouder. Al deze functies hebben mij gevoed in mijn gedachten over wat christenzijn in het werk betekent. Vooral het wetenschappelijk onderzoek dat ik heb gedaan naar christenzijn in het werk en de gesprekken en lezingen op dit vlak hebben mij geïnspireerd. Vooral de forensische onderzoeken die ik heb gedaan naar regelovertredingen bij organisaties hebben mij geconfronteerd met de donkere kant van werk en mensen. Sinds mijn zeventiende ben ik begonnen om van dit alles aantekeningen te maken, waarvan dit boek een geordende selectie is.
Toonzetting
Over de toonzetting van het boek nog het volgende. Aanvankelijk heb ik dit boek voor mezelf geschreven, als een soort notulen van mijn overdenkingen over wat christenzijn in mijn werk betekent. Na wat aansporingen her en der en vanuit de hoop dat het boek anderen kan helpen, heb ik dit boek openbaar gemaakt. Daarvoor heb ik de tekst wat herschreven waaronder de persoonsvorm deels veranderd van eerste persoon enkelvoud naar eerste persoon meervoud (we staan er als christenen namelijk gezamenlijk voor). Als de aanspreekvorm ergens bevoogdend overkomt, dan is het niet de bedoeling de lezer een lesje te leren, maar komt het louter om wat streng, prikkelend en schurend naar mijzelf te zijn.
Ook zou het boek beklemmend kunnen overkomen door alles wat er kennelijk van een christen wordt verwacht. Dit is echter niet de bedoeling. We mogen als christenen idealistisch zijn in ons werk, maar we hoeven niet onrealistisch te zijn, want we mogen weten dat de praktijk en wijzelf weerbarstig zijn. Wat we ook mogen weten is dat de kloof tussen ideaal en praktijk ons niet hoeft af te brengen van God maar juist nader tot Hem mag brengen. Hopelijk werkt dit boek niet verwijderend maar verbindend en niet beklemmend maar bevrijdend.
Over wat het boek niet is, is nog veel meer te zeggen. Het boek poogt niet compleet te zijn over wat christenzijn in het werk betekent. Het boek poogt niet om wat er in de Bijbel staat over werk te vervangen. De Bijbel is gezaghebbend en als er iets in het boek staat dat strijdig is met de Bijbel dan heb ik het fout. In dat geval hoor ik het graag. Ook is het boek geen rond, eenduidig verhaal, maar zitten er, op zijn minst ogenschijnlijke, tegenstellingen of zelfs tegenstrijdigheden in. Zo gaat het over een productieve manier van leven en een leven uit genade, over werk als zegen en als vloek en over de goede kant van werk en de slechte kant. Het boek beoogt geen afvinklijst te zijn en poogt ook niet te verwijzen naar alle relevante Bijbelverzen.
Dank
Als slot van dit voorwoord een woord van dank. Veel dank aan allen die via gesprekken, preken en voorbeeldgedrag mij inspiratie hebben gegeven om tot de inhoud van dit boek te komen. Veel dank aan allen die de conceptversies van dit boek hebben becommentarieerd. Bovenal dank aan God voor alles wat Hij gaf om tot dit boek te komen. Moge God ons voorzien in ons christenzijn in ons werk.
Vragen
- Vind ik het waardevol om me te bezinnen op wat christenzijn betekent voor en in het werk?
- Hoe vaak bezin ik mij op wat christenzijn betekent voor en in het werk? En is dat voldoende of kan of moet het meer? Hoe vaak heb ik bijvoorbeeld de Bijbel doorgenomen op wat er over werk wordt gezegd? En wanneer heb ik voor het laatst een artikel of boek gelezen over christenzijn in het werk?
- Hoe vaak praat ik met andere christenen over wat christenzijn betekent voor en in het werk? Vind ik die gesprekken waardevol? En vind ik het wenselijk dat ik nog meer met andere christenen praat over wat christenzijn betekent voor en in het werk?
- Hoe vaak wordt er in mijn geloofsgemeenschap gesproken, gepreekt en gebeden over christenzijn in het werk? En bemoedigt dit mij en in welke mate kan ik ermee uit de voeten in mijn werk? En doe ik dit dan ook?
- Ben ik het eens met de bovenstaande uitspraak dat “Christenzijn betekent dat we dit in alle facetten van ons leven zijn, dus ook in ons werk”? Zo ja, waarom? Zo niet, waarom?
- Maak ikzelf aantekeningen van wat christenzijn betekent voor mijn werk? Zo ja, lees ik ze ook wel eens terug? En als ik geen aantekeningen maakt, is het een idee om het wel te gaan doen?
- Wat zijn voor mijn belangrijke Bijbelteksten die ik gebruik als inspiratiebron voor mijn werk?
- Wat zijn voor mij andere belangrijke ‘werkspreuken’ (oneliners, adagia, citaten) voor mijn werk? En heb ik zelf ook bepaalde ‘werkspreuken’ bedacht die behulpzaam zijn voor het christenzijn in het werk?
- Wat zijn voor mij grote vragen ten aanzien van christenzijn in het werk?
- Hoe kijk ik aan tegen christenzijn in het werk? Is het moeilijk en/of makkelijk? Is het een zegen en/of een vloek? Is het ontspannend en/of inspannend? Is het … of …?