- Hoe mooi, hoe zegenrijk en hoe groot voorrecht werken ook is, het is bevlekt met zonden, doordrenkt met het kwaad en onderworpen aan Gods vloek. Werk is een zegen en een vloek.132
- Door de zondeval is werk ontwricht en zijn onze werken geschonden en gebroken. Waar wordt gewerkt, is er zonde. De zonde is onontkoombaar, is onvermijdelijk.
- Werken gaat gepaard met moeite, strijd en tegenslag. Met frustraties, pijn en verdriet. Werk mislukt, ontaard en werkt averechts. Mensen lopen vast, raken uitgeput en opgebrand of komen zelfs om.
- Waar mensen werken is er al snel onrecht en onrechtvaardigheid, liefdeloosheid en wreedheid, opportunisme en egoïsme, materialisme en nihilisme, zelfpromotie en zelfverheerlijking.
- Wat we maken is onderworpen aan verval en verderf, wordt vernield en vernietigd, en wordt veracht en vergeten.
- We zijn in ons werk niet alleen onvolmaakt en imperfect, maar zelfs vol met zwakheden en neigingen tot het kwaad. We zijn een vat vol tegenstrijdigheden en vatbaar voor zondige invloeden.
- Het is goddeloos en dwaas om te denken dat we in ons werk zonder God kunnen. Goddeloos werk komt voort uit het verlangen om in ons werk van niemand anders dan van onszelf afhankelijk te zijn, en om alleen te werken voor onszelf en onze directe naasten. Goddelijk werk is de bereidheid om in ons werk afhankelijk te zijn van Gods leiding, en de wil om in ons werk tot een zegen te zijn voor alle mensen waarmee en waarvoor we werken.
- Waar we werken werkt de duivel. De duivel is onze grootste tegenstander op het werk. Hij is uit op een vijandige overname, dat hij onze baas wordt, ons werk een afgod wordt en wij ons van God afkeren. Met verzoekingen poogt de duivel ons ten val te brengen. Als we in ons werk alleen al overwegen om kwaad te doen dan is de duivel al bij ons binnen. De duivel probeert Gods roepstem in ons werk te vervormen. Wanneer we Jezus uitnodigen in ons werk, dan sluit de duivel aan. Werken is daarom strijden tegen de duivel. En goede werken zijn overwinningen op de duivel.
- Zonde is het tegenwerken van God en het alleen werken zonder God. Zonde is ook het profiteren van de zonde van anderen of anderen aanzetten tot zonde. Het is ook zonde als we God in ons werk misbruiken door Hem voor ons karretje te spannen, door een slaatje te slaan uit God, door met God te koketteren.133
- Als we de zonde van een ander gebruiken ter rechtvaardiging van onze eigen zonde, dan maakt dit de zonde van de ander en onszelf alleen maar groter. We kunnen de zonden van een ander niet gebruiken ter rechtvaardiging van onze eigen zonden. God gebruikt toch ook niet onze zonden om Zelf te zondigen? Het tegendeel zelfs: Hij blijft zonder zonden ondanks onze vele zonden.
Omgang met zonde
- Al is er in ons werk nog zoveel zonde, we mogen weten dat God wil dat we daarmee tot Hem komen. De zonde in het werk moet ons niet verder bij God afbrengen, maar juist dichterbij brengen. God verwacht niet dat we in deze zondige wereld zondeloos werken. Hij verwacht wel van ons dat we met onze zonden tot Hem komen. God accepteert ons onvolmaakte werk.
- Al hebben we in ons werk met nog zoveel zonden te maken, we mogen weten dat dit heenwijzingen zijn naar Gods goedheid en grootheid en naar onze slechtheid en zwakheid. Zonden zijn het gevolg van onze zondeval en toch heeft God ons een tweede kans gegeven. Onze zonden in het werk houden ons bewust van onze afhankelijkheid van God. Alle liefdeloosheid in ons werk brengt ons bij Gods liefde; alle onrechtvaardigheid bij Zijn rechtvaardigheid; alle ontrouw bij Zijn trouw. Van alle zonden hoeven we niet cynisch te worden, maar mogen we des te meer verlangen naar God.
- Al hebben we in het werk te maken met nog zoveel goddeloosheid, we mogen weten dat God er toch is. God is overal en vooral daar waar we Hem nodig hebben.134 God is aanwezig op onze werkplek, sterker nog: God is aan het werk op onze werkplek.135 Hij gaat altijd met ons mee, waar we ook werken.
- Al hebben we in het werk te maken met nog zo veel verzoekingen, we mogen weten dat een vast geloof in God daartegen is bestand.136 Het kwaad is te weerstaan door voldoening te halen uit het goede, Het Goede. Het kwaad is te weerstaan door te weten dat God niet alleen over onze schouders meekijkt maar ook meestrijdt.
- Al is ons werk nog zo slecht, we mogen weten dat God dit ten goede kan keren. God gebruikt onze gebrokenheid om ons en anderen te redden. God kan zelfs aan ons werken als we ontrouw aan Hem zijn. Alleen God weet of gebrokenheid in het werk komt dankzij ons ongeloof of ondanks ons geloof. Vanuit het geloof mogen wij weten dat God onze gebroken werken zuivert, reinigt en herstelt. De littekens en wonden die we in ons werk oplopen nemen we mee naar de eeuwigheid, waar God ze zal helen.
- Al is niet iedere baan door God gezegend, we mogen weten dat God het werk daarin toch kan zegenen. Als we echter in ons werk niet de ruimte hebben om Jezus Christus te volgen en dit ook niet kunnen creëren of opeisen, dan moeten we serieus overwegen om ander werk te zoeken.
- Al werken we in een zondige omgeving, we mogen weten dat God toch kan willen dat we daar blijven werken. Onze verantwoordelijkheid om te doen wat we kunnen om anderen te helpen en het kwaad te verminderen, lijkt voor God belangrijker dan onze verantwoordelijkheid om moreel zuiver blijven.137 Ons afzonderen voor de zonde mag er niet toe leiden dat we geen goede werken meer doen.
- Al zijn de zonden in onze werkomgeving nog zo dreigend, we mogen weten dat ze kansen bieden om Gods goedheid te brengen. Als alles om ons heen volmaakt zou zijn, dan zouden we geen verschil kunnen maken. Iedere slechtheid in ons werk is een uitnodiging om goede werken te verrichten.
- Al is ons werk nog zo vergankelijkheid, we mogen weten dat alles wat ter ere van God is blijft bestaan. Goede werken blijven bestaan in eeuwigheid.
- Al vrezen we in het werk dat het kwaad wint, we mogen weten dat de goedheid van God overwint.138 Het kwaad, hoe sterk en groot ook, trekt op den duur altijd aan het kortste eind.
- Al zijn anderen in hun werk nog zo zondig, we hoeven niet afgunstig of hardvochtig te worden, want we mogen weten dat God oordeelt over iedere zonde.
- Al blijven we in ons werk steeds weer zonden begaan, we mogen weten dat God ons iedere werkdag weer een nieuwe kans biedt. God vraagt wel van ons om iedere keer te leren van onze zonden. Leren van onze zonden is onszelf en God beter leren kennen.
- Al maken we in ons werk onze handen nog zo vuil, we mogen weten dat Jezus Christus onze vuile handen wil wassen.
- Genesis 3:17-19
- Exodus 20:7, Deuteronomium 5:11
- Johannes 21:1-14, Hebreeën 13:5-6
- Psalmen 139:1-3
- Matteüs 6:13, 1 Korintiërs 10:13, 2 Tessalonicenzen 3:3
- 1 Koningen 18
- Johannes 16:33, Romeinen 12:17-21
Vragen
- Beschouw ik werk als een vloek? En beschouw ik mijn werk als een vloek? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? (#1)
- Hoe vaak vloek ik op mijn werk en/of over mijn werk? En heb ik mijn werk wel eens vervloekt? (#1)
- Welke concrete zonden zijn er in mijn werkomgeving? (#2-5, #9 en #10)
- Hoe omschrijf ik mijn eigen onvolmaaktheid/zondigheid in mijn werk? (#6)
- Wat zijn de zondige verleidingen (verboden vruchten) in mijn werk? En voor welke verleidingen ben ik vooral vatbaar? Durf ik deze verleidingen op papier te zetten of zelfs te bespreken met anderen en God? Zo ja, al gedaan? (#6)
- Hoe vaak werk ik goddeloos? (#7)
- Hoe manifesteert de duivel zich in mijn werk? (#8)
- Zie ik de duivel als mijn grootste tegenstander in mijn werk? (#8)
- Hoe ga ik om met de zonde in mijn werk? (#11-23)
- Welke van de beschreven manieren om met de zonde in het werk om te gaan spreken mij aan? (#11-23)
Welke van de beschreven manieren om met de zonde in het werk om te gaan ga ik vanaf nu meer hanteren? En wat betekent dit concreet? (#11-23)